Maandag 14 november 2011 – Klinische genetica

Maandagochtend vroeg op het station. Koud, donker en vooral vroeg. Maar toch overheerst het gevoel dat ik vanaf vandaag weer meedoe aan het normale werkende leven. Alle mensen staan hier tenslotte in alle vroegte in de kou, met hun koffertje en een beker koffie in de hand. Allemaal op weg naar het werk of opleiding. Zoals het hoort in het normale leven. En ik doe er weer aan mee, eindelijk.

Om 8:30 uur loop ik het VU binnen. Voor zover ik me kan herinneren ben ik er nog nooit eerder geweest. Er staat me niets van bij in ieder geval. Eenmaal op de afdeling klinische genetica krijg ik een rondleiding van een van de arts-assistenten (in opleiding tot klinisch geneticus). Het is een hele nieuwe, mooie afdeling en groter dan ik had verwacht. Halverwege de gang bevindt zich een kantoortje (officieel wordt het ‘de bibliotheek’ genoemd, maar vanwege die ene wand met boeken kan ik het dat toch niet echt noemen) en dat blijkt de plek te zijn waar ik kan zitten als er niets te doen is. Ik maak kennis met een co-assistent, aardige meid, die daar ook zit. Er staan twee computers, voor ons allebei één om op te werken.
De arts-assistent legt uit dat het hier niet bepaald stormloopt wat patiënten betreft, en dat het vooral wachten is. Als er geen patiënten zijn, kan ik mijn tijd vullen met werken op de computer in het kantoortje en mag ik gebruik maken van de literatuur.

Uiteindelijk zit ik tot 11:00 gezellig met de co-assistent te kletsen in het kantoortje, want tot die tijd staan er geen patiënten op de planning. Ondertussen vermaken we ons met het uitwerken van opdrachten die speciaal zijn gemaakt voor studenten verloskunde en co’s. Het draait vooral uit op stambomen tekenen en bepalen hoe groot de kans is dat een bepaalde aandoening binnen een familie overgeërfd wordt. Nog geen makkie, maar samen komen we er wel uit. De rest van de tijd zitten we vooral te praten over van alles en nog wat. Van studeren of werken op de computer komt het niet echt…
Het is gezellig met z’n tweeën. Ze vertelt dat dit één van haar laatste coschappen is en dat ze er zelf voor heeft gekozen om die op klinische genetica te lopen. De afgelopen drie weken heeft ze hier in haar eentje gezeten en aangezien ik ook vaak alleen ben tijdens stages, is het voor ons allebei leuk dat we er nu samen zitten.  

Met de lunch is er casuïstiekbespreking in het andere gebouw van het ziekenhuis. We gaan er samen heen en schuiven aan. Het is volle bak, want deze bespreking wordt alleen op maandag gehouden en er komen artsen van verschillende afdelingen naartoe. De patholoog presenteert foto’s van foetussen van rond de 22 weken met ernstige aangeboren afwijkingen en/of syndromen. Hij heeft er autopsie op verricht en er foto’s van gemaakt. Die bekijken wij terwijl we ons broodje kaas wegkauwen.
Direct na de bespreking is de zogenaamde Kinderpoli, waarbij klinisch genetici samen patiënten zien en bespreken. Heel leerzaam om bij te wonen, omdat het vaak zeldzame syndromen betreft. Eerlijk gezegd heb ik inmiddels wel het gevoel dat de vermoeidheid van mijn gezicht afdruipt en de wallen onder mijn ogen op de grond hangen. Maar de ervaring leert dat dat meestal niet zo is, ook al voel ik me wel zo. Dankzij de chemo heb ik ook extra last van mijn ogen (droge lucht in het ziekenhuis), er valt bijna niet tegenop te knipperen.

Qua patiënten zijn er vandaag bijna geen zwangeren. ’s Ochtends eentje, maar ’s middags niet meer. Omdat er wel een ander consult gepland staat, ga ik samen met de arts die patiënt zien. Het betreft niet iets wat met mijn vakgebied te maken heeft, maar dat maakt me niet uit. Altijd beter dan helemaal geen patiënten zien.
Afijn, het hele gezin komt de spreekkamer binnen. Vader, moeder en kinderen. Ze zijn nog geen kwartier binnen, of hun twee jongens rennen al schreeuwend rond door de spreekkamer, zitten overal aan en pakken elkaars speelgoed af. De duplo ligt al verspreid over de hele vloer. Op een gegeven moment liggen ze met z’n tweeën languit op de grond ónder het bureau te klieren. Eén van de twee duwt de hele tijd met zijn voet de bureaustoel van de arts weg. Ik vind het onbegrijpelijk dat de ouders dit allemaal maar toelaten.    
De arts gaat even overleggen en vraagt mij één van de jongens op de foto te zetten (handen, voeten, oren, gezicht). Ook als er medisch gezien niets afwijkends gevonden wordt, is het standaard procedure hier op de afdeling vanwege de zeldzame syndromen die men tegenkomt. Die foto’s worden in het dossier bewaard en kunnen eventueel getoond worden bij patiëntenbesprekingen.
Wat een drama om hem op de foto te krijgen. Gekke bekken trekken, weglopen en zijn broertje die ondertussen naast mij met de stethoscoop van de arts aan de haal gaat.
Dit consult is nogal een uitputtingsslag. En niet alleen voor mij.       

Aan het einde van de dag vraagt de co-assistent of ik ook naar de presentatie op Cardiologie ga, van 17:00 tot 18:00. Het staat niet op mijn rooster en in principe hoef ik er ook niet bij aanwezig te zijn. Ik vind de dag eigenlijk wel lang genoeg geweest, maar daar kan ik moeilijk mee aankomen, want niemand weet hier van mijn ziektegeschiedenis af. En dat wil ik heel graag zo houden! Toch besluit ik om er niet heen te gaan.
“Ah kom op, voor de gezelligheid,” zegt ze.
Ondertussen komen er om beurten arts-assistenten langs om te vragen of ‘wij’ toevallig weten waar die presentatie op Cardiologie wordt gehouden, en wanneer ‘wij’ die kant op gaan.
De co-assistent barst in lachen uit. “Nou, het lijkt erop dat ze er toch van uitgaan dat je ook komt…”
Goed dan, ik ga mee. Zij ook blij, hoeft ze niet alleen. Uiteindelijk is het een leuke, interessante presentatie. Toch wel nuttig geweest.

Om 18:30 verlaat ik het ziekenhuis en om 19:15 ben ik thuis. Het komt erop neer dat ik bijna twaalf uur lang weggeweest ben. En morgen moet ik weer vroeg op de afdeling zijn.
Ik ben er helemaal hyper van. Enerzijds moe, anderzijds zo verschrikkelijk blij en ook wel trots! Het interesseert me totaal niet dat ik relatief laat thuis ben, want vandaag was toch wel een bijzondere mijlpaal… Het is zo fijn om weer aan de andere kant te kunnen staan. Hier in het ziekenhuis ben ik geen patiënt. Geen enkele witte jas die weet, of aan me ziet dat ik anderhalf jaar geleden kanker had, op de Intensive Care lag, chemotherapie kreeg en kaal was.
Ik kan bijna niet beschrijven wat het voor mij betekent om weer terug te zijn. Om net als alle andere gezonde mensen een dag fulltime te werken. Ik zou bijna willen zeggen: om weer normaal te zijn. Want zo voelt het ergens wel een beetje. Zolang je in de wereld van kanker leeft, leid je geen normaal leven.     
Het doet me inzien dat de kanker me behoorlijk onzeker heeft gemaakt wat mijn toekomst betreft. Ik heb me natuurlijk heel vaak afgevraagd of ik ooit nog fulltime aan de slag zou kunnen gaan, of ik nog in staat zou zijn om in het ziekenhuis te werken. Ik wist het allemaal niet. 
Ik begrijp dat dit nog niet wil zeggen dat ik op korte termijn fulltime aan de bak zal kunnen (dat ga ik volgende week uitproberen tijdens mijn stage op de echokamers: 5 dagen), maar het begin is er! En na vandaag heb ik er weer vertrouwen in. Geen woorden die dat gevoel kunnen uitdrukken. Het is gewoon geweldig dat het weer kan.

Dit bericht is geplaatst in Zonder categorie. Bookmark de permalink.

2 reacties op Maandag 14 november 2011 – Klinische genetica

  1. juliette schreef:

    Toppertje :)

  2. Carel Weijers schreef:

    Helemaal eens met Juliette!

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *