Woensdag 23 november 2011 – Laatste week in het VU

Sinds afgelopen maandag loop ik stage op de echokamers in het VU. Dat is op de poli Verloskunde/gynaecologie. Mijn voornaamste bezigheden zijn -let op- patiënten uit de wachtkamer roepen (wat best een uitdaging is voor iemand met zo’n waardeloze stem) en meekijken met de arts-echoscopist. Vandaar dat ik al door medestudenten was gewaarschuwd, het schijnt heel normaal te zijn dat je tegen het einde van de dag bijna in slaap valt (en dat is nog exclusief chemo). Eigenlijk had ik het na een paar uur al wel gezien. Ik ben er nu inmiddels ook achter dat ik het niet zie zitten om in de toekomst meerdere dagen per week echo’s te maken. En gelukkig hoeft dat ook niet als verloskundige. Ik vind echoën interessant, maar niet leuk genoeg om het dag in dag uit te doen. 
Verder heb ik niet echt een functie tijdens deze stage en dat is toch wel een beetje saai hoor. Tijdens andere stages kan ik tenminste zelf aan de slag, zelf spreekuur en bevallingen doen. Daar krijg ik meer energie van dan hier op een stoel naast de arts zitten. Maar daarom zijn het ook maar hele korte stages.
Ik vind een fulltime week wel erg pittig. Dat was te verwachten natuurlijk. Ik moet nu nog twee dagen en ik ben toch wel blij als deze week er dan op zit. Volgende week begin ik bij een echocentrum in Leiden, en omdat die stage gerelateerd is aan mijn minor Echoscopie, zal ik waarschijnlijk/hopelijk ook eindelijk wat zelf mogen doen. Sowieso heb ik dan bepaalde leerdoelen om aan te werken en moet ik verslagen schrijven, dus dan zal ik niet om werk verlegen zitten.

Vandaag zat ik even met twee echoscopisten in een van de echokamers. Ze hadden het samen over oncologie (omdat de gynaecologische oncologie-spreekkamers in dezelfde gang, recht tegenover de echokamers zitten), en zo kwamen ze op chemotherapie. Op een gegeven moment zei de een van de echoscopisten dat mensen met non-hodgkin (vorm van lymfeklierkanker) ook ontzéttend zware chemo krijgen, dat ze daar zo ziek van worden en dat dat spul zo veel kapot maakt in je lichaam. Terwijl ze dat aan mij zaten te vertellen en ik begrijpend zat te knikken, kon ik mijn mond niet meer houden.
“Ik heb zelf acute leukemie gehad,” zei ik. Het was eruit voor ik er erg in had.
“Oh? Wanneer dan?” 
“Vorig jaar.” 
Eén van de twee leek me een beetje ongelovig aan te kijken. De ander geloofde me wel, want ik heb haar al wel eerder tussen neus en lippen door verteld dat ik vorig jaar ziek ben geweest (toen zei ze: “awww, vervelend”).
“Dat je hier dan nu alweer zo zit, joh…”
“Ja, het gaat goed. Maar ik word nog wel behandeld met onderhoudschemo tot en met september volgend jaar.”
“Oh, en hoe is dat dan?”
“Vergeleken met de echte chemokuren is er goed mee te dealen. Ik ben allang blij dat ik deze stages weer kan doen en nou ja, ik word er niet kaal van.” 
Ik slaag er nog altijd slecht in om eerlijk te zeggen dat die chemo rotspul is. Het blijft toch lastig om te klagen over medicijnen die je leven redden en waarvan je blij mag zijn dat ze bestaan. 
De echoscopiste die me zojuist ongelovig zat aan te kijken, wierp nu een blik op mijn haar. Toevallig had ik het gisteren en vandaag -voor het eerst- opgestoken met een haarclip. Zodoende ziet het er niet bepaald kort uit.
“Ik ben destijds wel kaal geweest hoor,” zeg ik maar even.
“Ja, dat lijkt me ook, ja. Je haar is dan wel weer snel aangegroeid…” was haar reactie.
Ze denkt toch zeker niet dat ik dit verzin ofzo? Zelf vind ik dat ik aardig lang heb moeten wachten op mijn lange haar en het begint nu eindelijk in de buurt te komen van wat het was, maar eerlijk is eerlijk: het is nog best snel gegroeid ja. 
Uiteindelijk weet ik zelf ook niet zo goed waarom ik verteld heb over mijn leukemie. Waarschijnlijk omdat het onderwerp zo dichtbij kwam, die chemotherapie en omdat non-hodgkin ook een hematologische aandoening is… Ik zat daar aan te horen hoe erg chemotherapie schijnt te zijn, terwijl ik als enige van ons drieën écht weet hoe het is. Kennelijk was dat de reden dat ik mijn mond opentrok.

Op weg naar huis liep ik van de metro naar de trein. Enige tijd geleden heb ik me voorgenomen dat ik nooit meer zal rennen om een trein te halen, om de simpele reden dat ik dat niet belangrijk meer vind. Ware het niet dat de trein die ik moest hebben kwam aanrijden op het moment dat ik uit de metro stapte. Ik dacht, ik kan nu vasthouden aan mijn principe en lekker rustig naar het perron lopen in de hoop dat de trein er dan nog staat, óf ik kan nu gaan rennen om die trein te halen.
Ik besloot te gaan rennen. Het is tenslotte belachelijk om die trein te missen alleen maar omdat het niet belangrijk is. Misschien vind ik het nu wel een klein beetje belangrijk. Anders sta ik zometeen weer in de kou op het perron te wachten.
Al rennend tussen alle mensen door, realiseerde ik me wat ik aan het doen was. Rennen voor de trein, ik doe het dus toch. Als al die mensen hier zouden weten dat ik vorig jaar kanker heb gehad, zou het gewoon gênant zijn dat ik me nu voor zo’n stomme trein aan het haasten ben. Het voelde alsof er op mijn voorhoofd geschreven stond dat ik dit niet belangrijk zou moeten vinden. Grappig toch, dat veel dingen toch weer normaal worden. Hoewel ik dat vorig jaar niet kon geloven, kan het blijkbaar echt.
O ja, en die trein heb ik alsnog gemist. Meneer de conducteur vond het nodig om voor mijn neus de deuren te sluiten. Maar hé, zo belangrijk is het niet.

Dit bericht is geplaatst in Zonder categorie. Bookmark de permalink.

1 reactie op Woensdag 23 november 2011 – Laatste week in het VU

  1. Dana schreef:

    Heb je niet het gordijntje open en dicht hoeven doen? Dan heb je echt wel mazzel :P

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *