Maandag 15 april 2013 – Poli Verloskunde

Op woensdagochtend is er vaak de zogenoemde ‘drill’ op de afdeling Verloskunde in het Lucas Andreas Ziekenhuis. Dan wordt er een acute situatie nagespeeld, waarbij verschillende disciplines betrokken zijn. Een paar verpleegkundigen, artsen, verloskundigen, en natuurlijk de patiënt en partner of zus. Wij als verloskundigen in opleiding (we waren met z’n drieën) mogen ook altijd gezellig meedoen… joepie.
Eén van ons moest patiënt spelen, eentje de rol van verloskundige in opleiding en eentje de zus van de patiënt. Ik kreeg de rol van zus en Femke speelde patiënt. We moesten allebei onze witte jas uitdoen, en Femke kreeg een broekje aangereikt waar een poppenhoofdje uitstak. Ik had het niet meer toen ze dat ding zonder blikken of blozen over haar spijkerbroek aantrok. Het was zo’n komisch gezicht, die pop tussen haar benen. Wie heeft dat bedácht?! Wie heeft het gemáákt?! Ook de gynaecoloog die op een gegeven moment binnenliep kwam niet meer bij van het lachen.
Ik had er een foto van moeten maken. We hadden een prijs kunnen winnen.
Afijn, Femke moest in het verlosbed gaan liggen, ik op de kruk naast het bed. Er moest een nieuwe arts-assistent (in opleiding tot gynaecoloog) ingewerkt worden, dus er was besloten dat zij deze acute situatie moest gaan oplossen. De casus was een schouderdystocie (complicatie waarbij de schouders van het kind vastzitten in het bekken). Met het zweet op haar voorhoofd voerde de arts-assistent alle handelingen stapsgewijs uit, waarbij ze goed naar ons communiceerde. Het was onze taak om te beoordelen of wij goed geïnformeerd werden ondanks alle stress en hectiek.

Hoewel alles zo echt mogelijk wordt nagespeeld en iedereen serieus meedoet, is het niet helemaal vergelijkbaar met de werkelijkheid. Er moest bijvoorbeeld een knip gezet worden en de arts-assistent zei: “Zo, de knip is gezet.”
“De knip is helemaal niet gezet,” zei de gynaecoloog. “Je hebt de schaar niet eens uit de verpakking gehaald!”
En toen het kind eindelijk geboren was liep de arts-assistent gelijk met het kind naar de reanimatietafel.
De reactie was toen: “Nee nee nee, dat kind zit toch nog aan de navelstreng!?”
Oja… da’s waar ook.
De arts-assistent had het verder heel goed gedaan. Ondanks dat ze het een vreselijke ontgroening vond. Wat ook wel begrijpelijk is, als iedereen naar je kijkt. Liever zij dan ik.
Maar de gynaecoloog zei wel terecht: “Je mag alleen zelfstandig diensten gaan draaien als je een schouderdystocie kan oplossen.”
Wij worden er op de opleiding ook in getraind en moeten er jaarlijks examen in doen, net als reanimatie. Het zijn situaties die je gelukkig niet heel vaak meemaakt, maar als je ermee geconfronteerd wordt moet je direct kunnen handelen.

Nog niet zo lang geleden dacht ik dat ik te maken had met een schouderdystocie. Ik kreeg de schouders niet ontwikkeld, dus toen gingen er direct bellen rinkelen. Er stond al wel een gynaecoloog rechts en een verloskundige links van mij, maar ik heb het hoofd van het kind niet losgelaten. Ik vergat iedereen om me heen en dacht alleen maar: dat kind moet eruit! Ik riep met flink verheven stem dat ze zo hard moest persen als ze kon. Tegelijkertijd heb ik alle kracht die ik in me had toegepast om die schouders geboren te laten worden. Ik hoorde de verloskundige wel vragen: “moet ik het overnemen?” Maar ik dacht er niet eens aan om los te laten. Bovendien dacht ik: er staat een gynaecoloog naast me en die grijpt niet in, dus ik ga gewoon door.
Uiteindelijk werd het kind geboren zonder dat er verdere handelingen nodig waren (zoals bij een echte schouderdystocie), maar het kind was erg aangeslagen. Gelukkig trok hij wel redelijk snel bij. Maar ik vond het wel spannend…

Mijn stage op de poli in het Lucas Andreas zit er nu weer op. Ik heb twee weken spreekuur gedaan op de polikliniek Verloskunde. Tijdens zo’n stage zie ik zelf patiënten, en na afloop van een consult overleg ik met de verloskundige of gynaecoloog. De ene wil de patiënt altijd zelf nog even zien, de ander vindt dat niet nodig als er geen bijzonderheden zijn (“Als jij tevreden bent, ben ik het ook.”). Eén van de gynaecologen vroeg zelfs of ik haar spreekuur wilde afmaken, omdat ze naar een overleg moest. “Kan ik het hier bij jou achterlaten?” vroeg ze. Het ging nog om een aantal patiënten en uiteraard waren ze allemaal zwanger, geen gynaecologische problematiek. Want daar heb ik dan weer geen verstand van.
Het is wel heerlijk om zelfstandig aan het werk te zijn. Je eigen ding te kunnen doen.
Ik zat deze twee weken samen met twee andere verloskundigen in opleiding, wat erg gezellig was. We kenden elkaar hiervoor nog niet, maar het klikte meteen. We hebben dan ook veel met elkaar opgetrokken. Onze spreekkamers zaten naast elkaar, dus we liepen af en toe even bij elkaar binnen. Gingen steeds samen lunchen. Zo zijn de twee weken voorbij gevlogen.

Dit bericht is geplaatst in Zonder categorie. Bookmark de permalink.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *