Zaterdag 15 juni 2013 – Poli in het OLVG

Ik meld me op de tweede verdieping, bij de verloskamers. Een verloskundige loopt met me mee en geeft me een tijdelijke witte jas. Ik pas er twee keer in. Heel charmant, dank u.
Na de overdracht begeef ik me naar de ‘facility-desk’, waar ik mijn pasje moet laten maken, inclusief foto. Allemaal fijn en wel, en daarna kan ik eindelijk een passende jas gaan regelen bij de linnenkamer.
“Kom maar even binnen, dan kun je passen,” zegt de dame achter het loketje van de linnenkamer. Ze overhandigt me een witte jas die twee maten kleiner is en ook een heel stuk korter. “Daar is een spiegel, dan kun je even kijken.”
Hoe grappig dit, alsof ik in een kledingwinkel sta. Maar oké, ik heb de hele ochtend voor gek gelopen, dus laat ik nu maar even een pirouette draaien voor de spiegel.
“Deze is prima,” antwoord ik. Ze activeert mijn pasje en dan is eindelijk alles geregeld. Ik kan beginnen op de poli Verloskunde.

Er wordt me gevraagd of ik de volgende patiënt uit de wachtkamer wil roepen. ‘Wachtkamer’ is eigenlijk een understatement; de wachtruimtes in het OLVG zijn gigantisch. Het is een grote hal met een hoog plafond, waar meerdere poli’s gevestigd zijn. Daar zitten ook alle patiënten te wachten. Persoonlijk vind ik het allesbehalve gezellig. Zo groot en druk. Het eerste wat door me heen schiet is dat je hiervoor toch wel enigszins stemvolume moet hebben… Wat fijn dit.
“Hoe heet die patiënt?” vraag ik.
“Je moet even haar gegevens uit het bakje halen, weet je waar die staat?”
“Eh, nee, maar ik vraag het bij de balie wel even.” Dat doe ik, en de assistente zegt: “Je moet het voorste bakje hebben.”
Ik loop om de balie heen, waar alle bakjes staan. Ik kijk in het voorste bakje.
“Nee, die aan de andere kant,” zegt de assistente.
Oké, het andere voorste bakje dus… Mijns inziens de achterste. Het is maar net hoe je het bekijkt. Dit soort dingen vind ik vervelend. In het ene ziekenhuis is het zus geregeld, in het andere ziekenhuis weer zo. Bij praktijken idem dito. Het kost altijd even tijd om de hele organisatie door te krijgen, en tegen de tijd dat je het hele reilen en zeilen begrijpt, is de stage afgelopen. Ik ben overal maar zo kort, steeds maar een paar weken.
Ik kijk op het papier en zie twee namen staan. Het is mij onduidelijk welke naam van de patiënt is. Normaal gesproken is dat wel duidelijk, maar in dit geval niet. Eentje kan ik niet eens uitspreken en ik betwijfel ook of het een naam is. Dus ik besluit de andere naam door de wachtruimte te roepen. Er komt geen reactie, dus ik roep nog een keer. Honderd paar ogen staren me aan, maar er komt niemand.
Oké… ik concentreer me op de moeilijke naam die ook op het papier staat. Dat zal de naam van de patiënt dan wel zijn. Zie je, ik had tóch eerst die naam moeten noemen. Ik doe mijn best om het enigszins goed uit te spreken. Er staan direct twee mensen op en de vrouw komt lachend aangelopen. “Ik dacht al dat je mij bedoelde! Die andere naam is van mijn huisarts!”
Juist ja… Wat een afgang. Heb ik weer.

Zo begon twee weken geleden mijn stage in het OLVG. Inmiddels ben ik bijna klaar, nog twee dagen. Normaal gesproken lopen medestudenten twee volle weken op de poli, dus in totaal tien dagen. Bij mij zijn die tien dagen verspreid over tweeënhalve week, wat geen overbodige luxe is. Ik vind de dagen op de poli best pittig. De dag begint om 8:00 met de overdracht en van 9:00 tot 16:30 zie ik patiënten. Met een lunchpauze ertussen, dat wel. Het is altijd aanpoten, druk druk druk. Ik vind het leuk, maar als ik ’s avonds thuiskom ben ik vaak helemaal gesloopt.
Afgelopen week heb ik maandag, woensdag, donderdag en vrijdag poli gedaan. Gisteren was ik dan ook best moe.
Ik weet niet wat het gisterochtend was, maar geen enkele patiënt in de wachtkamer kon mij horen als ik hun naam riep. Het begon al bij de eerste patiënt, haar naam heb ik vijf keer moeten roepen voordat ze me hoorde. Dat voelde al ongemakkelijk, omdat ik weet dat mijn stem gewoon een probleem is. En ik kan er niks aan doen. Bij de tweede gebeurde het weer en op dat moment kwam er een verpleegkundige langslopen. “Het mag iets hárder,” zei ze tegen me. “Ze horen je niet.”
Deze opmerking heeft me de hele dag (en ’s avonds nog) beziggehouden. Waar bemoeide ze zich mee? Ik heb niks gezegd, maar het maakte me boos. Ik kán niet harder! Ik doe mijn best, maar ik verhef mijn stem al maximaal. En als een patiënt dan na vier keer nog steeds niet reageert, terwijl ik wel weet dat ze er is (omdat ik in de computer had gezien dat ze zich had aangemeld), is dat voor mij bijzonder vervelend. Er waren genoeg mensen in de wachtkamer die me wel hoorden, want ze zaten allemaal vragend om zich heen te kijken. Maar de patiënt in kwestie reageerde niet. Wat moest ik dan? Ik kon niet harder roepen.
Het is de hele ochtend zo gegaan. Moedeloos raakte ik ervan. Zo zacht klonk mijn stem echt niet gisteren, maar toch hoorden ze me allemaal niet.

Toen ik thuiskwam was ik nogal gefrustreerd. Boos op de verpleegkundige die een stomme opmerking maakte (terwijl ik heus wel weet dat ze het niet rot bedoelde en zij natuurlijk niet wist dat ik stemproblemen heb). En eigenlijk had ik ook zoiets van: patiënten die zich aanmelden bij de balie weten dat ze geroepen gaan worden; dan kunnen ze toch gewoon wat beter opletten? Ik bedoel, andere mensen konden mij kennelijk wel horen…
En misschien was ik ook wel gewoon boos op mijn beschadigde stembanden. Ik ben eerlijk waar ontzettend blij dat dit het enige is wat ik aan mijn ziekteperiode heb overgehouden en ik wil er dan ook echt niet over klagen, maar feit is wel dat ik er dagelijks last van heb. Vermoeidheid, emoties en stress veroorzaken veel pijn aan mijn stembanden. En aangezien ik regelmatig moe ben heb ik vaak last. Daar merk ik het tegenwoordig ook aan: als ik pijnlijke stembanden heb, weet ik dat ik moe ben. Tenzij er andere oorzaken zijn (emoties, spanning, zenuwen, etc.).

Gisteren was ik dus moe en ik denk dat het gedoe met mijn stem de druppel was. Dat kan ik er dan niet bij hebben. Daarom vatte ik de opmerking van de verpleegkundige ook verkeerd op. Maar haar opmerking voelde voor mij alsof je tegen iemand met één been zegt: “Schiet op, loop eens door!”
De laatste tijd schiet het weleens door mijn hoofd wat de KNO-arts destijds heeft gezegd. Dat als ik het zo niet red met mijn stem, dat ze nog een aantal ingrepen kunnen doen. Hoewel ik daar eigenlijk niet voor voel, speelt het nu wel in mijn hoofd. Ik ben het zo zat om er elke keer pijn aan te hebben. Maar botox in mijn stembanden lijkt me niks, omdat het slechts tijdelijk werkt. Echter opereren vind ik ook weer zo wat…
Voorlopig laat ik het gewoon zo, maar ik maak me er wel een beetje druk om. Mijn stem belemmert me in mijn werk en dat begint me steeds meer te irriteren. Helemaal als mensen er iets van zeggen. Ze weten van niks natuurlijk, maar er zit een heel verhaal aan vast en daarom raakt het me. Maar goed, er valt weinig aan te doen. Er staat nu eenmaal niet op mijn voorhoofd geschreven dat mijn stembanden beschadigd zijn.
Gisteravond zat ik er erg mee, en dus had ik even behoefte om het van me af te schrijven. Dan ben ik het even kwijt.

Dit bericht is geplaatst in Zonder categorie. Bookmark de permalink.

1 reactie op Zaterdag 15 juni 2013 – Poli in het OLVG

  1. Fleur Jansen schreef:

    Herkenbaar die enorme wachtruimte in het OLVG! Ik liep er een paar weken geleden stage, en hoewel ik geen stemproblemen heb (maar gewoon een zachte stem van mezelf), kwam het ook bij mij regelmatig voor dat zelfs na vijf keer roepen niemand reageerde. Ik weer terug naar de balie-assisstente, die vervolgens door de ruimte tetterde waarna ze wel opstonden… Kortom, niet de oorzaak maar je frustratie over cliënten die niet reageren is wel herkenbaar!
    groetjes,
    Fleur

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *