Nou. Poeh. Waar zal ik beginnen? Het was me het ochtendje wel. Het zou zomaar kunnen dat dit een vrij chaotisch blog wordt, maar dat is precies zoals het was: een chaos.
Iets na negenen meld ik me bij de balie op de poli. Mijn afspraak staat om 9:15 en ik ben mooi op tijd voor de vingerprik. Alhoewel, mooi op tijd? Ik had best anderhalf uur later kunnen komen.
Ik zit al geruime tijd aan een ronde tafel, tegenover twee andere vrouwen. Een oudere vrouw en haar dochter, gok ik. Tegen half tien zegt één van hen: “Zou hij er wel zijn?” En vraag me niet waarom, maar ik heb al direct het vermoeden dat wij dezelfde dokter hebben. Eigenlijk weet ik wel waarom: ik vraag het me ook elke keer weer af. Je ziet de ene na de andere witte jas voorbij stuiven, de ene na de andere patiënt wordt uit de wachtruimte gehaald, maar ónze hematoloog is altijd eh… laat. Niet heel gek dat iedereen dan een beetje onrustig wordt en tegen zijn buurvrouw of buurman zegt: zou hij er wel zijn? Of: waar blijft hij??
Ik maak me er niet zo druk om, ik ken hem nu wel langer dan vandaag. En eerlijk gezegd is het wel gezellig hier in de wachtruimte. Zojuist kwam er een vrouw voorbij lopen, die net bij de arts was geweest en nu naar huis toe ging. Ze ging overal langs om gedag te zeggen: “Joehoe, daaaaag!” “Doeegg!” en het bleef maar doorgaan, totdat ze alle medewerkers van de poli had gehad. Iedereen in de wachtruimte begon een beetje te lachen.
“Nou nou, ze maakt er een leuk dagje-uit van!” grinnikt een man.
“Ze vindt het een feestje…” zegt zijn buurman.
Waarop weer een ander zegt: “Nou, een feestje zal het hier nooit worden, denk ik. Het is pas een feestje als je hier weer weg mag.”
Oja. En dan realiseer je je weer waarvoor je hier bent. We zitten hier tenslotte allemaal niet voor onze lol. Maar dat neemt niet weg dat je er nog best iets gezelligs van kunt maken…
Omdat mijn arts er nog steeds niet is, zit ik een beetje in een foldertje te bladeren. Er komt weer een hematoloog aan lopen en roept zijn patiënt uit de wachtkamer. De twee vrouwen tegenover mij bekijken de arts eens even goed.
“Leuk mannetje hè?” zegt de oudere vrouw tegen haar dochter.
“Ja, leuk mannetje.”
“Hij ziet er leuk uit,” zegt ze.
“Hè?”
“Hij ziet er leuk uit.”
“Oh ja, zeker.”
Ik moet even op mijn lip bijten, vind het wel grappig. Artsen zouden eens moeten weten…
Achter mij hoor ik ineens een vrouw binnenkomen die direct met driedubbele tong tegen de balie-assistentes begint te brabbelen. Ze hangt half over de balie heen, en als je het mij vraagt is ze straalbezopen. Ze zegt dat ze eruit ziet als koekiemonster en dat de dokters wel van haar zullen schrikken. Ik heb al gauw door dat iedere medewerker hier deze mevrouw kent, en dat ze patiënt is. Eén van de balie-assistentes dropt de mevrouw maar even op een stoel in het kamertje voor de vingerprik. Ze belooft haar een kopje koffie te brengen. Wij kunnen de vrouw hier horen gieren van het lachen.
“Ooo, jullie zijn zó leuk!” roept ze naar de medewerkers.
Even later komt ze naar de andere balie strompelen en duikt ze meteen in de snoeppot die op de balie staat.
“Leef je nog?” vraagt ze aan de assistente achter de balie.
“Of ik nog leef? Ja hoor.”
“Ja want je mag wel op mijn begrafenis komen hoor! Alleen ik heb geen erfenis,” lacht de vrouw.
Ze kraamt de raarste dingen uit, maar tegelijkertijd vind ik het wel heel triest. Aan haar verschijning te zien, gaat het niet goed met haar. En het feit dat ze tegen iedereen over haar begrafenis begint, geeft wel aan dat ze het zelf heel goed beseft. Ze maakt er grapjes over en lacht er zelf het hardst om.
Ze gaat naast een man zitten -arme man- en begint natuurlijk tegen hem aan te brabbelen. Gelukkig kan hij er goed mee omgaan en grapt net zo hard terug. Het gesprek tussen die twee is hilarisch. Ik hoor de man tegen haar zeggen dat hij kerngezond is, waarop zij heel verbaasd en met dubbele tong, vraagt: “o, wah doe jij hie dan?!” Maar hij maakte natuurlijk een grapje, hij zit daar ook niet voor niks.
Ze zegt tegen hem dat hij een oorbel in moet doen en zijn haar rood moet verven. “Dan zie je er punk uit!”
“O, en dan moet ik zeker ook nog gaan blowen? Dan ben ik helemaal hip.” De man doet vrolijk mee.
“Nee, je moet snuiven! Dat doe ik ook! Ik drink alleen geen druppel alcohol.”
“Geen alcohol, maar je bent dus wel zo stoned als een garnaal?” lacht de man.
En dan een bulderend gelach van de vrouw. “Jaaa jaha!! Maar dat geeft toh nie?”
Ze houdt niet meer op met praten, vertelt over haar ziekte en dat ze geen behandelingen meer wil. En tegelijkertijd vraagt ze aan de man of hij met haar pannenkoeken wil gaan eten. Maar de man heeft andere plannen (tuurlijk, zou ik ook zeggen) en kan dus niet.
Er is geen touw aan haar verhaal vast te knopen en ze springt van de hak op de tak. Ondertussen zitten alle mensen met kromme tenen en héél hard op hun lip te bijten, want eigenlijk moet iedereen vreselijk lachen. Zelfs de assistente achter de balie zegt zachtjes tegen haar collega: “Nou, we zijn er weer hoor…”
Ik heb in al die tijd nog nooit zoiets meegemaakt, maar ik moet eerlijk zeggen dat ze voor heel veel hilariteit en vermaak heeft gezorgd. En ze had het zelf ook best wel naar haar zin, geloof ik.
Toen ze op gesprek bij de arts was geweest, kwamen ze samen terug lopen. De hematoloog zei tegen de assistente dat deze mevrouw over twee weken terug moet komen.
“Jaaa, als ik er dan nog ben!” riep ze lachend.
“Natuurlijk bent u er dan nog, maar dan moet u wél komen.”
“Ik wil frambozen hebben, of bramen,” zei ze tegen de arts.
“Tja, we zitten op dit moment niet zo ruim in de frambozen en bramen, helaas,” grapte hij.
“Groeien ze nie daaraan?” vraagt ze, terwijl ze wijst naar de kunstplant die in de wachtruimte staat.
“Nee, daar groeien ze niet aan nee. Ik zie u over twee weken weer!”
Wat heb ik gelachen zeg.
Om 9:45 zie ik mijn hematoloog binnenkomen. Ik verdenk hem ervan dat hij expres de meest achterste deur neemt, om op die manier stiekem -maar veel te laat- binnen te sneaken. Inmiddels is de ‘hematologie-hoek’ aardig volgestroomd met patiënten.
Er zijn nog een paar patiënten voor mij, waarvan er één een punctie krijgt. Uiteindelijk ben ik om 10:45 aan de beurt. Zo, mijn arts heeft zijn record verbroken. Maar ik heb wel leuke afleiding gehad in de tussentijd.
“Er eh… zit niet echt schot in vandaag. En het wordt ook niet echt beter,” legt de hematoloog uit onderweg naar de spreekkamer. Als excuus voor het lange wachten, denk ik.
“O, echt?” lach ik. Alsof ik het niet gemerkt had, pff.
Met een recordtempo handelen we mijn dingen af. Ik heb nooit klachten eigenlijk, dus we zijn gauw klaar. Bloedwaarden waren mooi: Hb 8.4, leuko’s 6.0 en trombo’s 348.
Hij meldt nog even dat hij volgende keer weer een beenmergpunctie gaat doen, en aan de grijns op zijn gezicht te zien (overduidelijk leedvermaak) hoopt hij op een leuke reactie. Die krijgt hij vandaag dus maar even niet. “Ja, prima,” zeg ik laconiek.
Als ik uit de spreekkamer ben en weer bij de balie sta om een nieuwe afspraak te maken, kom ik erachter dat ik de uitslag van de vorige punctie niet heb gehad. De hematoloog heeft niets gezegd en ik ben vergeten ernaar te vragen. Het is maar net hoe belangrijk je het vindt…
Ik concludeer dat ik het toch eigenlijk wel erg belangrijk vind. De assistente zegt dat ik nog maar even moet aankloppen bij mijn arts, dus dat doe ik. Ik steek mijn hoofd om de hoek van de deur en vraag hoe mijn uitslag was.
“Prachtig! Niet detecteerbaar,” zegt hij.
En daar doe ik het allemaal voor.
Lies!
Ik zou er alles voor over hebben om daar met jou op dat moment te zitten! Ik denk dat ik aan de beademing had gemoeten :P HAHAHAHA
Wat kan je toch mooi schrijven Lisa! Zou dat nu, ondanks alle narigheid die je achter de rug hebt, er uit gekomen zijn? Als je niet gehad had wat je achter de rug hebt was het misschien nooit naar voren gekomen…………………… Ik vind het echt knap, ook de stijl die je gebruikt.
Hoe waren je opstellen vroeger?
Gefeliciteerd! xx Fa. Wanneer gaan we weer wat leuks doen?