Donderdag 3 januari 2013 – De beste wensen!

Oud & Nieuw
Ik ga niét huilen. O god, daar ga ik al. “Nou ehh, gelukkig Nieuwjaar.”
Mijn tante zegt dat ze door mij nu ook moet huilen. “Ik wil helemaal niet huilen!”
“Nee ik ook niet.” Met mijn betraande gezicht wens ik iedereen een gelukkig Nieuwjaar.
“Gaat het wel?” vragen ze allemaal.
“Ja hoor,” zeg ik, terwijl de tranen maar blijven komen. Zo irritant.
Vroeger huilde ik nóóit met Oud en Nieuw, dat is echt iets van de laatste drie jaar. Maar waar ik de afgelopen twee jaar blij was omdat ik er nog ben, was ik nu verdrietig om het feit dat Marcel (mijn oom) er niet meer is. Hij heeft 2013 niet meer mogen meemaken, en dat terwijl we vorig jaar om deze tijd nog niet eens wisten dat hij ziek was. Alles is zo snel gegaan. Het grijpt me erg aan en het doet me veel dat hij aan de kanker is overleden. Af en toe vraag ik me af: is het echt gebeurd?
Volgens mijn moeder trek ik het me extra aan omdat ik zelf ook kanker heb gehad. Misschien is dat wel zo, ik weet het niet. Maar het kan je toch onmogelijk koud laten dat twee jongetjes van 9 en 12 een vuurpijl met een briefje voor papa de lucht in schieten?
Zelfs na een kwartier zijn de tranen moeilijk te stoppen, en ik sta al die tijd al met een paraplu in de stromende regen te kijken naar het vuurwerk. Wat een jankebalk ben ik ineens, zo was ik nooit. Zo bén ik eigenlijk nooit. Nog maar een slok champagne.

We hebben wel mooi vuurwerk in de buurt. Geen idee waar het vandaan komt, maar ik kan ervan meegenieten. Mijn vader, Juliëtte en Jeoffrey balen erg dat hun vuurwerk natregent, maar uiteindelijk gaat het zonder problemen de lucht in. Voor mijn neus zijn drie pyromaantjes met hun knalpakket in de weer.
“Hé Lies!” roept Paul. “Hoorde je die knal net? Was van mij, echt super vet! Misschien moet je zo maar effe je oren dichtdoen, want eh… we hebben nog meer!”
Leuk man, zo’n knalpakket. Wiens idee was dat?
Op oudejaarsdag ben ik thuis nog op zoek geweest naar vuurwerkbrillen. Vorig jaar hadden we er namelijk een heel stel gekregen van onze buurman, die oogarts is. Daar was ik wel blij mee. Iedereen die vuurwerk ging afsteken, duwde ik een bril in de hand. “Zo, jij een bril, jij een bril en jij een bril. Ho! Wacht! Eerst een bril op!”
Ook dit jaar werd er gelukkig netjes met een bril op vuurwerk afgestoken. En iedereen leeft nog.

Woensdag 2 januari 2013
Vandaag heb ik een afspraak bij de dermatoloog in het LUMC. Sinds mijn laatste ATRA-kuur heb ik namelijk af en toe weer rode plekjes in mijn gezicht, die jeuken en branden, en de crème die ik vorig jaar van de dermatoloog had gekregen helpt niet. De rode plekjes komen en gaan, dus ik wilde steeds geen afspraak te maken bij hem. Zul je namelijk net meemaken dat er niks aan mijn huid te zien is. Niks erger dan voor gek zitten bij de dokter (“Ehh tja, euh, waar zit het dan? Ik zie namelijk niks…”). Dan heb ik liever wél wat.
Maar na tweeënhalve maand blijven die rode plekjes nog steeds terugkomen, al wordt het wel minder. Ik denk dat het indirect wordt veroorzaakt door de ATRA, omdat mijn huid daar vreselijk van uitdroogt. En die ATRA werkt volgens mij wel lang door.
“Heb je misschien nieuwe nagellak?” vraagt de dermatoloog.
“N-n-nieuwe na-nagellak..?” Deze vraag zag ik niet aankomen. Kennelijk reageer ik zó verbaasd dat hij ervan in de lach schiet.
“Ja, sommige mensen reageren op bestanddelen uit bepaalde nagellak en als je dan aan je gezicht komt, kun je daar last van krijgen.”
O, op die fiets. “Ja ik heb wel nieuwe nagellak, maar de plekjes in mijn gezicht had ik daarvoor al, dus daar zal het wel niet van komen.”
Afijn, hij onderzoekt het een en ander, legt wat dingen uit en schrijft dan twee recepten voor me uit. Twee nieuwe oplossingen in de vorm van tubes crème. Hij denkt dat ze zullen gaan helpen. Dus daar hoop ik dan maar op.

Bij het verlaten van het LUMC blijkt de linker draaideur (van binnenuit gezien) kapot te zijn. Je kunt van twee kanten de draaideur in en ik zie dat binnen een moeder met haar zoon staat en aan de andere kant een man in een rolstoel. De moeder loopt even in en uit en kijkt verbaasd om zich heen. Ze maakt een gebaar naar haar zoon (‘nou, hij doet het niet meer’), waarna ze de rechter draaideur nemen. De man in de rolstoel komt echter niet voor- of achteruit. Er lopen allerlei mensen voorbij en ook binnen staan veel mensen toe te kijken. Ik begrijp er echt niets van, waarom helpt niemand die man even? En wordt er al hulp gehaald vanwege de kapotte draaideur? Volgens mij niet. Ik kijk nog even om me heen, of ik toevallig al een technisch mannetje op een stepje zie komen aanscheuren (door het LUMC ga je per step, tenminste: als je daartoe bevoegd bent), maar dat is niet het geval. Ik loop naar de beveiliging toe en meld de kapotte draaideur en de man in de rolstoel die daardoor ‘vastzit’. De beveiliger staat direct op en gaat er naartoe. Hatseflats, kleine moeite en het is opgelost. Tegelijkertijd zie ik dat een vrouw vanaf de andere kant de man in de rolstoel uit de draaideur rijdt en hem via de andere draaideur naar binnen duwt. Gelukkig, toch nog iemand die wat doet.
Bizar hoor, zoveel mensen bij elkaar en iedereen staat maar toe te kijken. Wat is dat toch? Ik denk dat je psycholoog moet zijn om zulk gedrag te begrijpen.

Volgende week woensdag heb ik weer een afspraak op de poli Hematologie, en ik ben na drie maanden wel heel benieuwd naar mijn bloedwaarden. Bij het minste of geringste denk ik toch: voel ik me nog wel goed? Is me niets raars opgevallen? Heb ik nergens blauwe plekken? Het wordt de eerste controle sinds het einde van mijn behandeling en dat is best spannend. Maar ik heb er alle vertrouwen in dat alles weer gewoon goed is.

Ik wens jullie allemaal een heel mooi en vooral gezond 2013!

Dit bericht is geplaatst in Zonder categorie. Bookmark de permalink.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *